Wat doet de hogere inflatie met uw spaargeld en beleggingen?
Keytrade Bank
keytradebank.be
19 december 2021
8 minuten te lezen
1. Wat is inflatie?
U merkte het al aan de kassa en aan de krantenkoppen. Alles wordt duurder. Dat is eigenlijk waar inflatie om gaat: een stijging van het gemiddelde prijspeil van goederen en diensten.
Inflatie wordt gemeten aan de hand van een prijsindex. Dat is een mandje met duizenden producten en services. En elke maand wordt de prijs van al die goederen en diensten genoteerd: van de prijs een pak halfvolle melk tot een hoorapparaat, van de prijs van een taxirit tot een herstelling bij de schoenmaker.
Op die manier kunnen we zien hoeveel het leven duurder werd tegenover bijvoorbeeld de vorige maand, of tegenover een jaar geleden.
2. Is inflatie nuttig?
Een inflatie van 2% wordt in de eurozone beschouwd als een goed richtcijfer. Dat we ernaar streven om alles elk jaar 2% duurder te maken, is op het eerste gezicht behoorlijk gek. Want zo verliezen we koopkracht: terwijl we een jaar geleden 100 koffiekoeken konden kopen met 100 euro, kunnen we bij een inflatie van 2% slechts 98 koffiekoeken kopen voor 100 euro.
Toch is inflatie best nuttig. Het zorgt er onder meer voor dat mensen iets met hun geld willen doen om koopkrachtverlies te vermijden. Hun huis renoveren bijvoorbeeld, omdat het duurder wordt om dat uit te stellen. Of beleggen. Op die manier komt er geld in circulatie en kan de economie groeien. En meer groei kan meer welvaart meebrengen. Om ‘vooruit’ te gaan is er dus best wat inflatie nodig. Niet te weinig. Maar ook niet te veel.
3. Waarom is de inflatie hoog momenteel?
In oktober 2021 steeg de inflatie jaar op jaar met 4,16% in België. Terwijl u in oktober 2020 100 euro betaalde voor uw winkelkarretje, betaalde u in oktober 2021 104,16 euro voor exact hetzelfde winkelkarretje. Die hoge inflatie zien we niet alleen in België, maar in de hele eurozone. En bij uitbreiding in alle grote economieën. Dat de inflatie al maanden hoger is, heeft verschillende redenen die elkaar versterken:
- problemen in de bevoorradingsketen, waardoor sommige goederen schaarser zijn
- tekorten aan grondstoffen door hoge vraag
- sterke economische groei, aantrekkende consumptie en gemiddeld hoger beschikbare vermogens bij huishoudens
- hogere olie- en energieprijzen
- massale steunmaatregelen van overheden en centrale banken
- zwakke vergelijkingsbasis (2020 was een crisisjaar)
- …
Heel wat economen en de grote centrale banken gaan er vanuit dat deze hoge piekinflatie van voorbijgaande aard is. Maar de inflatie zal sowieso wel hoger blijven dan voor de uitbraak van de coronacrisis, is de algemene consensus.
4. Stagflatie, deflatie, … wat is dat precies?
Als inflatie samenvalt met weinig economische groei of zelfs een economische krimp, dan spreken we over stagflatie.
Als het inflatietempo afneemt, zeg maar als het tempo van prijsstijgingen vertraagt, dan spreken we over desinflatie.
Het omgekeerde van inflatie is deflatie ofwel negatieve inflatie. Bij deflatie daalt het gemiddelde prijspeil van goederen en diensten.
Reflatie geeft aan dat de inflatie herstelt na een periode van deflatie.
Hyperinflatie is een heel sterke inflatie: een schroevendraaier kost vandaag 10 euro en volgende week 20 euro.
5. Wat doet inflatie met spaargeld?
Als de rente op uw spaarboekje 2,5% bedraagt, en de inflatie 2% is er weinig aan de hand. Uw spaargeld bewaart zijn koopkracht en u verdient er nog wat bovenop.
Als de rente op uw spaarboekje 0,5% bedraagt, en de inflatie 2% is er wel wat aan de hand. Uw spaargeld verliest dan aan koopkracht. Het goede nieuws is dat uw 100 euro na één jaar 100,5 euro is geworden. Maar ondanks het feit dat u 0,5 euro rijker werd, kunt u er minder mee kopen dan een jaar geleden.
In de praktijk verliest u met spaargeld momenteel heel veel koopkracht: de inflatie is vrij hoog, terwijl de meeste gereglementeerde spaarrekeningen sinds 2016 amper 0,11% rente opbrengen.
6. Wat doet inflatie met obligaties?
Inflatie is slechts een van de krachten die inspeelt op het koersverloop van obligaties, aandelen en andere activa. Ook het rentebeleid en de monetaire politiek, het beleggerssentiment, en fiscale, politieke, economische … ontwikkelingen sturen mee het koersverloop. Context is dus belangrijk.
Beleggers kopen obligaties doorgaans omdat ze een stabiele inkomstenstroom in de vorm van coupons willen. Aangezien de rentevoet op de meeste obligaties echter gelijk blijft tot de vervaldatum, daalt de koopkracht van de uitgekeerde coupons naarmate de inflatie toeneemt. Als gevolg daarvan hebben obligatiekoersen de neiging te dalen als de inflatie toeneemt. Risicovollere high yield-obligaties leveren doorgaans hogere coupons op, en hebben dus een grotere buffer dan investment grade-obligaties wanneer de inflatie stijgt.
In regel zullen obligaties dus dalen, met uitzondering van inflatie-gelinkte obligaties zoals bijvoorbeeld TIPS (Treasury Inflation-Protected Securities), een type staatsobligatie dat door de Amerikaanse overheid wordt uitgegeven. Doordat de hoofdsom en coupons worden verhoogd bij een stijgende inflatie, bieden ze direct bescherming tegen een stijgende inflatie.
7. Wat doet inflatie met aandelen?
Hierover lopen de meningen uiteen, en is context evenzeer belangrijk.
Aandelen zouden in theorie beter stand moeten houden tegen inflatie dan obligaties. De inkomsten en winsten van een bedrijf zouden immers in hetzelfde tempo moeten stijgen als de inflatie. En dit betekent dat de prijs van aandelen mee zou moeten stijgen met de algemene prijzen van goederen en diensten. Helaas is het plaatje niet zo zwart wit.
Hogere inflatie betekent namelijk ook dat het duurder wordt voor bedrijven om te lenen. Tegelijk worden grondstoffen en arbeid prijziger en verlaagt de koopkracht van de consument. Maar wat in de huidige marktomstandigheden waarschijnlijk het belangrijkst is, is dat de hogere inflatie de verwachtingen voor de winstgroei vermindert, waardoor de aandelenkoersen in theorie onder druk moeten komen (hoewel ook daar voorlopig weinig van te merken is).
Aandelenbeleggers anticiperen natuurlijk dat er elk jaar een zekere mate van inflatie is, en passen daarom het verwachte rendement aan de verwachte inflatie aan. Als beleggers bijvoorbeeld een rendement verwachten van ongeveer 5% per jaar na inflatie (inclusief dividenden), en de inflatie is 2% per jaar, dan zullen beleggers een rendement verwachten van ongeveer 7% per jaar als de inflatie wordt meegerekend.
Maar als de inflatie plotseling snel stijgt van 2% naar 4% dan vinden beleggers dat niet bepaald fijn. Dat komt omdat ze nu een hoger rendement zullen eisen ter compensatie van het nu hogere risico. In plaats van een rendement van 7%, kunnen beleggers een rendement van 9% eisen. De aandelenprijzen zullen dan waarschijnlijk dalen.
Op bedrijfsniveau zijn twee eigenschappen waardevol als de inflatie toeneemt:
- het vermogen van het bedrijf om de prijzen makkelijk te verhogen (zelfs wanneer de vraag vlak is en de capaciteit niet volledig wordt benut), zonder vrees voor een aanzienlijk verlies van marktaandeel.
- het vermogen om met slechts geringe extra kapitaalinvesteringen grotere volumestijgingen op te vangen.
Ondernemingen die beide eigenschappen in huis hebben, zullen het in regel goed doen in tijden van verhoogde inflatie. Onder meer technologie, farma, voeding en dranken, tabak en huishoudproducten zijn vaak goed gewapend bij stijgende inflatie. Auto’s, energie, transport en nutsvoorzieningen zijn minder goed geplaatst. Niet alleen zijn deze bedrijven vaak kapitaalintensief, maar in veel gevallen zijn de marges niet hoog genoeg om dit te compenseren.